Geschiedenis
Kort.
Improvisatie heeft altijd bestaan.
Instinctief reageren op onverwachte dingen. Zonder nadenken, zonder strategie. Het is deel van ons mens zijn.
Toen we leerden communiceren met elkaar gingen we elkaar zelf bedachte verhalen vertellen, religieus, mystiek, mythisch. Vervolgens begonnen we voor elkaar te spelen in de allereerste geïmproviseerde theaterstukken.
Grieks straattheater
Middeleeuwse Mysteriespelen
Commedia Dell’Arte
(2000 jaar in drie zinnen… wie doet ons dat na?)
De twintigste eeuw bracht een rits theater- en spelgoeroe’s die hun technieken en visies om acteurs op te leiden baseerden op improvisatiebeginselen.
Stanislavsky
Jacques Copeau
Viola Spolin
Gezelschappen werden opgericht waarin acteurs improvisatietechnieken kregen om te leren spelen en vervolgens gebruikten om stukken te maken (vaak komisch, in de traditie van de Commedia Dell’Arte)
The Compass Players
The Second City
Een nieuwe rits theatergoeroe’s zag wel iets in improvisatie als op zichzelf staande voorstellingen, en niet enkel als middel om inhoud te maken en vervolgens vast te leggen.
Charna Halpern
Del Close
Keith Johnstone
Theaterhuizen en –scholen kwamen tot leven waar improvisatie een op zichzelf staand vak werd, met regels, stromingen, vormen, ideeën. Calgari en Chicago werden respectievelijk de bakermat en het Mekka van improvisatietheater
The Loose Moose Theatre
iO (voorheen ‘Improv Olympics’)
Improvisatievormen als “Theatresports” en “The Harold” en hun desbetreffende bedenkers’ (Johnstone en Close) ideeën gingen de wereld rond en inspireerden duizenden acteurs en improvisatoren.
De ‘Ligue d’Impro Belge’ introduceerde improvisatietheater voor het eerst bij ons. En kort nadien volgde de Vlaamse tegenhanger: de Belgische Improvisatie Liga (1989).
De BIL was de kiem. Vandaag telt het Vlaamse landschap tientallen kleine en grotere gezelschappen van improvisatie-adepten. En groeiend.
Sterker nog: het landschap bruist.
Internationale en nationale festivals worden hier georganiseerd en festivals en workshops van over heel Europa en de wereld lokken meer en meer spelers van bij ons. Nieuwe vormen, werkwijzen en ideeën krijgen voet aan wal.
Bron: Besseling, Spolin, Johnstone
Aanbevolen
Boeken
- Truth in Comedy: the manual of improvisation, Charna Halpern, Del Close, Kim “Howard” Johnson (1994)
- Impro: improvisation and the theatre, Keith Johnstone (1979)
- Impro for storytellers, Keith Johnstone (1999)
- Improvisation for the Theatre, Viola Spolin (1963)
- Theater vanuit het niets: alles over improvisatietheater, André Besseling (1999)
- Improvisation at the speed of life, the TJ&Dave book, TJ Jagodowski en David Pasquesi (2015)
Websites
- www.ioimprov.com
- www.keithjohnstone.com
- www.loosemoose.com
- www.improvencyclopedia.org
- www.yesand.com
- www.improblog.be
- www.secondcity.com
Collega-gezelschappen
- Belgische Improvisatie Liga www.bil.be
- Inspinazie www.inspinazietoutcourt.wordpress.com
- Compagnie Tadam www.tadam.be
- De Improfeten www.improfeten.be
- De Kevins www.dekevinsimpro.wordpress.com
- Trickle www.trickle-improv.com
- Caque www.caque.be
- De Lunatics www.lunatics.be
- Borrris www.borrris.be
- Improrlando www.improrlando.be
- Improfiel www.improfiel.be
- Kabloeng www.kabloeng.be
Hoe ziet een improvisatievoorstelling eruit?
Kort door de bocht.
Vandaag zie je ruwweg twee soorten improvisatievoorstellingen.
‘Longform’. Daaronder vallen – de naam zegt het – alle improvisatievormen waarin langere scènes en verhalen gespeeld en verteld worden. Je zou het ook kunnen zien als volledige theaterstukken, maar dan niet neergeschreven, noch maandenlang gerepeteerd. Gewoon ter plaatse bedacht.
Ook binnen longform bestaan er talloze vormen, veelal gebaseerd op de oer-longform ‘The Harold’, ontwikkeld door de Amerikaan Del Close (lees daarover meer in Truth in Comedy), maar ook vrijere en verder ontwikkelde formats.
En, aan de andere kant van het spectrum, o verrassing, ‘shortform’, waaronder min of meer alle vormen vallen waarin korte, op zichzelf staande scènes (al dan niet in ‘spelvorm’ of ‘games’) worden gespeeld.
Binnen shortform zijn er ook vele verschillende formats. De Brit Keith Johnstone ontwikkelde, vanuit Canada, een aantal vormen met kortere scènes, zoals de ‘Maestro’ (ook wel: ‘Micetro’) en ‘Gorilla Theatre’ (lees daarover meer in Impro en Impro for Storytellers).
Een improvisatievoorstelling begint doorgaans met het betrekken van het publiek door een vorm van ‘input’ te vragen. Een woord, zin, beginzin, eindzin, stukje poëzie, liedjestekst, plaats, relatie, filmstijl, … Eender wat.
Het niveau van publieksinput varieert van vorm tot vorm. Soms wordt er helemaal geen input gevraagd en gaan de spelers af op wat ze zien bij de andere spelers of wat ze voelen in zichzelf. Soms wordt het publiek, veelal bij shortform-games, bij elke nieuwe scène om suggesties gevraagd.
Wat er vervolgens exact gebeurt is afhankelijk van de vorm én van het gezelschap, maar vanaf dan is het allemaal pure verbeelding van het moment, rechtstreeks of onrechtstreeks gebaseerd op de suggestie van het publiek.